Moment van Woord en gebed

Datum

Te lezen tekst

Johannes 11 : 19-27
Johannes 11 : 33-36

Opname:

Download: Opname

Johannes 11

  1. En velen uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden over haar broeder.
  2. Martha dan, als zij hoorde, dat Jezus kwam, ging Hem tegemoet; doch Maria bleef in huis zitten.
  3. Zo zeide Martha dan tot Jezus: Heere, waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven;
  4. Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal.
  5. Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal wederopstaan.
  6. Martha zeide tot Hem: Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ten laatsten dage.
  7. Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven;
  8. En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat?
  9. Zij zeide tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zone Gods, Die in de wereld komen zou.
  1. Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, die met haar kwamen, ook wenen, werd zeer bewogen in den geest, en ontroerde Zichzelven;
  2. En zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Heere, kom en zie het.
  3. Jezus weende.
  4. De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had!

Zingen: Psalm 56 vers 6

Gij hebt mijn ziel beveiligd voor den dood;
Gij richt mijn voet, dat hij zich nimmer stoot';
Gij zijt voor mij een schild in allen nood;
Gij hebt mijn smart verdreven;
Uw dierb're gunst is m' altoos bijgebleven;
'k Zal, voor Gods oog, naar Zijn bevelen leven;
Zo word' door mij Zijn naam altoos verheven;
Zo word' Zijn lof vergroot