Eredienst

Datum

Te lezen tekst

Jesaja 64 : 1 tot Jesaja 65 : 5

Opname:

Download: Opname

Psalmbord

Ps 130 : 3(voorzang)
Ps 51 : 9
Ps 65 : 2
Ps 85 : 2, 3 R
Ps 60 : 2 R
Ps 115 : 7 R

Jesaja 64

  1. Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw aangezicht vervloten;
  2. Gelijk een smeltvuur brandt, en het vuur de wateren doet op bobbelen, om Uw Naam aan Uw wederpartijders bekend te maken! Laat alzo de heidenen voor Uw aangezicht beven.
  3. Toen Gij vreselijke dingen deedt, die wij niet verwachtten; Gij kwaamt neder, van Uw aangezicht vervloten de bergen.
  4. Ja, van ouds heeft men het niet gehoord, noch met oren vernomen, en geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien, die op Hem wacht.
  5. Gij ontmoet den vrolijke, en die gerechtigheid doet dengenen, die Uwer gedenken op Uw wegen; zie, Gij waart verbolgen, omdat wij gezondigd hebben; in dezelve is de eeuwigheid, opdat wij behouden wierden.
  6. Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind.
  7. En er is niemand, die Uw Naam aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe; want Gij verbergt Uw aangezicht voor ons, en Gij doet ons smelten, door middel van onze ongerechtigheden.
  8. Doch nu, Heere! Gij zijt onze Vader; wij zijn leem, en Gij zijt onze pottenbakker, en wij allen zijn Uwer handen werk.
  9. Heere! wees niet zo zeer verbolgen, en gedenk niet eeuwiglijk der ongerechtigheid; zie, aanschouw toch, wij allen zijn Uw volk.
  10. Uw heilige steden zijn een woestijn geworden, Sion is een woestijn geworden, Jeruzalem een verwoesting.
  11. Ons heilig en ons heerlijk huis, waarin onze vaders U loofden, is met vuur verbrand; en al onze gewenste dingen zijn tot woestheid geworden.
  12. Heere! zoudt Gij U over deze dingen inhouden, zoudt Gij stilzwijgen, en ons zozeer bedrukken?

Jesaja 65

Beloften van verhoring en verlossing

  1. Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik.
  2. Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen dag tot een wederstrevig volk, die wandelen op een weg, die niet goed is, naar hun eigen gedachten.
  3. Een volk, Mij geduriglijk tergende in Mijn aangezicht, in hoven offerende, en rokende op tichelstenen;
  4. Zittende bij de graven, zo vernachten zij bij degenen, die bewaard worden, etende zwijnenvlees, en er is sap van gruwelijke dingen in hun vaten.
  5. Die daar zeggen: Houd u tot uzelven, en naak tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij. Deze zijn een rook in Mijn neus, een vuur, den gansen dag brandende.

Heidelbergse Catechismus

Zondag 5

Vraag 12

Aangezien wij dan naar het rechtvaardig oordeel Godstijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er enig middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?
God wil, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede ; daarom moeten wij aan haar, òf door onszelf, òf door een ander, volkomenlijk betalen.

Vraag 13

Maar kunnen wij door onszelf betalen?
In generlei wijze, maar wij maken ook de schuld nog dagelijks meerder.

Vraag 14

Kan ook ergens een bloot schepsel gevonden worden, dat voor ons betale?
Neen; want ten eerste wil God aan geen ander schepsel de schuldstraffen, die de mens gemaakt heeft ; ten andere zo kan ook geen blootschepsel den last van den eeuwige toorn GODS tegen de zonde dragen en andere schepselen daarvan verlossen.

Thema voor de preek:

'Gods recht eist betaling'

  1. De ontdekking van Gods recht
  2. De ontdekking van ons failliet
  3. De verkondiging van Christus macht