eredienst

Datum

Te lezen tekst

Exodus 16 : 1-22

Opname:

Download: Opname

Psalmbord

Ps 18 : 1 (voorzang)
Ps 95 : 1, 3
Ps 32 : 1
Ps 78 : 12, 13 R
Ps 115 : 7 R
Ps 105 : 22, 24 R

Exodus 16

De kwakkelen en het Manna

  1. Toen zij van Elim gereisd waren, zo kwam de ganse vergadering der kinderen Israels in de woestijn Sin, welke is tussen Elim en tussen Sinai, aan den vijftienden dag der tweede maand, nadat zij uit Egypteland uitgegaan waren.
  2. En de ganse vergadering der kinderen Israels murmureerde tegen Mozes en tegen Aaron, in de woestijn.
  3. En de kinderen Israels zeiden tot hen: Och, dat wij in Egypteland gestorven waren door de hand des Heeren, toen wij bij de vleespotten zaten, toen wij tot verzadiging brood aten! Want gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om deze ganse gemeente door den honger te doden.
  4. Toen zeide de Heere tot Mozes: Zie, Ik zal voor ulieden brood uit den hemel regenen; en het volk zal uitgaan, en verzamelen elke dagmaat op haar dag; opdat Ik het verzoeke, of het in Mijn wet ga, of niet.
  5. En het zal geschieden op den zesden dag, dat zij bereiden zullen hetgeen zij ingebracht zullen hebben; dat zal dubbel zijn boven hetgeen zij dagelijks zullen verzamelen.
  6. Toen zeiden Mozes en Aaron tot al de kinderen Israels: Aan den avond, dan zult gij weten, dat u de Heere uit Egypteland uitgeleid heeft;
  7. En morgen, dan zult gij des Heeren heerlijkheid zien, dewijl Hij uw murmureringen tegen den Heere gehoord heeft; want wat zijn wij, dat gij tegen ons murmureert?
  8. Voorts zeide Mozes: Als de Heere ulieden aan den avond vlees te eten zal geven, en aan den morgen brood tot verzadiging, het zal zijn, omdat de Heere uw murmureringen gehoord heeft, die gij tegen Hem murmureert; want wat zijn wij? Uw murmureringen zijn niet tegen ons, maar tegen den Heere.
  9. Daarna zeide Mozes tot Aaron: Zeg tot de ganse vergadering der kinderen Israels: Nadert voor het aangezicht des Heeren, want Hij heeft uw murmureringen gehoord.
  10. En het geschiedde, als Aaron tot de ganse vergadering der kinderen Israels sprak, en zij zich naar de woestijn keerden, zo ziet, de heerlijkheid des Heeren verscheen in de wolk.
  11. Ook heeft de Heere tot Mozes gesproken, zeggende:
  12. Ik heb de murmureringen van de kinderen Israels gehoord; spreek tot hen, zeggende: Tussen de twee avonden zult gij vlees eten, en aan den morgen zult gij met brood verzadigd worden; en gij zult weten, dat Ik de Heere uw God ben.
  13. En het geschiedde aan den avond, dat er kwakkelen opkwamen, en het leger bedekten; en aan den morgen lag de dauw rondom het leger.
  14. Als nu de liggende dauw opgevaren was, zo ziet, over de woestijn was een klein rond ding, klein als de rijm, op de aarde.
  15. Toen het de kinderen Israels zagen, zo zeiden zij, de een tot den ander: Het is Man, want zij wisten niet wat het was. Mozes dan zeide tot hen: Dit is het brood, hetwelk de Heere ulieden te eten gegeven heeft.
  16. Dit is het woord, dat de Heere geboden heeft: Verzamelt daarvan een ieder naar dat hij eten mag, een gomer voor een hoofd, naar het getal van uw zielen; ieder zal nemen voor degenen, die in zijn tent zijn.
  17. En de kinderen Israels deden alzo, en verzamelden, de een veel en de ander weinig.
  18. Doch als zij het met den gomer maten, zo had hij, die veel verzameld had, niets over, en dien, die weinig verzameld had, ontbrak niet; een iegelijk verzamelde zoveel, als hij eten mocht.
  19. En Mozes zeide tot hen: Niemand late daarvan over tot den morgen.
  20. Doch zij hoorden niet naar Mozes, maar sommige mannen lieten daarvan over tot den morgen. Toen wiesen er wormen in, en het werd stinkende; dies werd Mozes zeer toornig op hen.
  21. Zij nu verzamelden het allen morgen, een iegelijk naardat hij eten mocht; want als de zon heet werd, zo versmolt het.
  22. En het geschiedde op den zesden dag, dat zij dubbel brood verzamelden, twee gomers voor een; en al de oversten der vergadering kwamen en verkondigden het aan Mozes.

Thema voor de preek:

'De HEERE geeft brood uit de hemel'

  1. Ondanks het volk
  2. Ten nutte van het volk
  3. Tot beproeving van het volk