Eredienst
Psalmbord
Ps 42 : 5 (voorzang)
Ps 43 : 1, 5
Ps 23 : 3
Ps 20 : 1, 3 R
Ps 103 : 6, 11 R
Ps 89 : 8 R
Jozua 2
Verspieders van het land Kanaän en Jericho. Rachab
- Jozua nu, de zoon van Nun, had twee mannen, die heimelijk verspieden zouden, gezonden van Sittim, zeggende: Gaat heen, bezichtigt het land en Jericho. Zij dan gingen, en kwamen ten huize van een vrouw, een hoer, wier naam was Rachab, en zij sliepen daar.
- Toen werd den koning te Jericho geboodschapt, zeggende: Zie, in dezen nacht zijn hier mannen gekomen van de kinderen Israels, om dit land te doorzoeken.
- Daarom zond de koning van Jericho tot Rachab, zeggende: Breng de mannen uit, die tot u gekomen zijn, die te uwen huize gekomen zijn; want zij zijn gekomen, om het ganse land te doorzoeken.
- Maar die vrouw had die beide mannen genomen, en zij had hen verborgen; en zeide aldus: Er zijn mannen tot mij gekomen, maar ik wist niet, van waar zij waren.
- En het geschiedde, als men de poort zou sluiten, als het duister was, dat die mannen uitgingen; ik weet niet, waarheen die mannen gegaan zijn; jaagt hen haastelijk na, want gij zult ze achterhalen.
- Maar zij had hen op het dak doen klimmen, en zij had hen verstoken onder de vlasstoppelen, die van haar op het dak beschikt waren.
- Die mannen nu jaagden hen na op den weg van de Jordaan, tot aan de veren; en men sloot de poort toe, nadat zij uitgegaan waren, die hen najaagden.
- Eer zij nu sliepen, zo klom zij tot hen op, op het dak.
- En zij sprak tot die mannen: Ik weet, dat de Heere u dit land gegeven heeft, en dat ulieder verschrikking op ons gevallen is, en dat al de inwoners dezes lands voor ulieder aangezicht gesmolten zijn.
- Want wij hebben gehoord, dat de Heere de wateren der Schelfzee uitgedroogd heeft voor ulieder aangezicht, toen gij uit Egypte gingt; en wat gijlieden aan de twee koningen der Amorieten, Sihon en Og, gedaan hebt, die op gene zijde van de Jordaan waren, dewelke gijlieden verbannen hebt.
- Als wij het hoorden, zo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed meer in iemand, vanwege ulieder tegenwoordigheid; want de Heere, ulieder God, is een God boven in den hemel, en beneden op de aarde.
- Nu dan, zweert mij toch bij den Heere, dewijl ik weldadigheid aan ulieden gedaan heb, dat gij ook weldadigheid doen zult aan mijns vaders huis, en geeft mij een waarteken,
- Dat gij mijn vader en mijn moeder in het leven zult behouden, als ook mijn broeders en mijn zusters, met alles, wat zij hebben; en dat gij onze zielen van den dood redden zult.
- Toen spraken die mannen tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om te sterven, indien gijlieden deze onze zaak niet te kennen geeft; het zal dan geschieden, wanneer de Heere ons dit land geeft, zo zullen wij aan u weldadigheid en trouw bewijzen.
- Zij liet hen dan neder met een zeel door het venster; want haar huis was op den stadsmuur; en zij woonde op den muur.
- En zij zeide tot hen: Gaat op het gebergte, opdat niet misschien de vervolgers u ontmoeten, en verbergt u aldaar drie dagen, totdat de vervolgers wedergekeerd zullen zijn; en gaat daarna uw weg.
- Ook zeiden die mannen tot haar: Wij zullen onschuldig zijn van dezen uw eed, dien gij ons hebt doen zweren;
- Zie, wanneer wij in het land komen, zo zult gij dit snoer van scharlakendraad aan het venster binden, door hetwelk gij ons zult nedergelaten hebben; en gij zult tot u in het huis vergaderen uw vader, en uw moeder, en uw broeders, en het ganse huisgezin uws vaders.
- Zo zal het geschieden, al wie uit de deuren van uw huis naar buiten gaan zal, zijn bloed zij op zijn hoofd, en wij zullen onschuldig zijn; maar al wie bij u in het huis zijn zal, diens bloed zij op ons hoofd, indien een hand tegen hem zijn zal!
- Maar indien gij deze onze zaak te kennen zult geven, zo zullen wij onschuldig zijn van uw eed, dien gij ons hebt doen zweren.
- Zij nu zeide: Het zij alzo naar uw woorden. Toen liet zij hen gaan; en zij gingen heen; en zij bond het scharlakensnoer aan het venster.
- Zij dan gingen heen, en kwamen op het gebergte, en bleven aldaar drie dagen, totdat de vervolgers wedergekeerd waren; want de vervolgers hadden hen op al den weg gezocht, maar niet gevonden.
- Alzo keerden die twee mannen weder, en gingen af van het gebergte, en voeren over, en kwamen tot Jozua, den zoon van Nun; en zij vertelden hem al wat hun wedervaren was.
- En zij zeiden tot Jozua: Zekerlijk, de Heere heeft dat ganse land in onze handen gegeven; want ook zijn al de inwoners des lands voor onze aangezichten gesmolten.
Thema voor de preek:
'Rachabs scharlaken koord'
- getuigt van geloof
- getuigt van vernedering
- getuigt van ontferming
Vragen bij de preek:
- Hebt u/heb jij iets als een gedenkteken in uw/jouw leven vanwege bepaalde gebeurtenissen van Gods leiding in uw/jouw leven? Zou het goed zijn om daarvoor 'gedenkstenen' op te richten en hoe zou u/jij dat dan vormgeven? (zie bijv. Genesis 35:14; Jozua 4:20-24.)
- Rachab was een heidin en wist bijna niets van de God van Israël. Maar met wat ze wist was ze gelovig werkzaam. Hoe Rachab voor u/jou hierin een voorbeeld? Hoe krijgt het volgen van haar voorbeeld praktisch vorm in uw/jouw leven?
- Welke geestelijke betekenis heeft het dat Rachab het scharlaken koord aan het venster in de muur hangt? Welke les trekt u/trek jij daar zelf uit?
Collecten:
- Kerk
- TUA
- Extra collecte voor de kerk
Vergeet u ook onze adoptiekinderen niet?
U kunt uw gave geven via de Givt app, maar natuurlijk ook overmaken naar een van de rekeningen van de kerk.
Klik hier voor de bankgegevens van de kerk.