Huwelijksbevestiging

Datum

Bijzonderheid

Opname:

Download: Opname

LITURGIE

voor de kerkelijke bevestiging van het huwelijk van

Peter Hoek & Anna van Duijn

 

Voorganger: ds. A. van der Zwan
Organist: Klaas Hoek

 

Inleidend orgelspel

 

Voorzang: Ps. 84:1 en 2 (staande)

Hoe lief’lijk, hoe vol heilgenot,
O HEER’, der legerscharen God,
Zijn mij Uw huis en tempelzangen!
Hoe branden mijn genegenheên,
Om ‘s HEEREN voorhof in te treên!
Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen;
Mijn hart roept uit tot God, Die leeft,
En aan mijn ziel het leven geeft.

Zelfs vindt de mus een huis, o HEER’,
De zwaluw legt haar jongskens neer
In 't kunstig nest bij Uw altaren,
Bij U, mijn Koning en mijn God,
Verwacht mijn ziel een heilrijk lot;
Geduchte HEER’ der legerscharen,
Welzalig hij, die bij U woont,
Gestaâg U prijst en eerbied toont.

Stil gebed

Votum en groet

Zingen: Ps. 42:1 en 5

‘t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar ’t genot
Van de frisse waterstromen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den HEER’;
God des levens, ach, wanneer
Zal ik naad’ren voor Uw ogen,
In Uw huis Uw naam verhogen?

Maar de HEER’ zal uitkomst geven,
Hij, Die ‘s daags Zijn gunst gebiedt,
‘k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
‘k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.

 

Schriftlezing: Jozua 24:1-15

1 Daarna verzamelde Jozua al de stammen van Israël te Sichem, en hij riep de oudsten van Israël, en deszelfs hoofden, en deszelfs richters, en deszelfs ambtlieden; en zij stelden zich voor het aangezicht van God. 2 Toen zeide Jozua tot het ganse volk: Alzo zegt de HEERE, de God Israëls: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders van ouds gewoond, namelijk Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend. 3 Toen nam Ik uw vader Abraham van gene zijde der rivier, en deed hem wandelen door het ganse land Kanaän; Ik vermeerderde ook zijn zaad en gaf hem Izak. 4 En aan Izak gaf Ik Jakob en Ezau; en Ik gaf aan Ezau het gebergte Seïr, om dat erfelijk te  bezitten; maar Jakob en zijn kinderen togen af in Egypte. 5 Toen zond Ik Mozes en Aäron, en Ik plaagde Egypte, gelijk als Ik in deszelfs midden gedaan heb; en daarna leidde Ik u daaruit. 6 Als Ik uw vaders uit Egypte gevoerd had, zo kwaamt gij aan de zee, en de Egyptenaars jaagden uw vaderen na met wagens en met ruiters, tot de Schelfzee. 7 Zij nu riepen tot den HEERE, en Hij stelde een duisternis tussen u en tussen de Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen; en uw ogen hebben gezien, wat Ik in Egypte gedaan heb. Daarna hebt gij vele dagen in de woestijn gewoond. 8 Toen bracht Ik u in het land der Amorieten, die over gene zijde van de Jordaan woonden, die streden tegen u; maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat hun land erfelijk, en Ik verdelgde hen voor ulieder aangezicht. 9 Ook maakte zich Balak op, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, en hij streed tegen Israël; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon van Beor, roepen, opdat hij u vervloeken zou. 10 Maar Ik wilde Bileam niet horen; dies zegende hij u gestadig, en Ik verloste u uit zijn hand. 11 Toen gij over de Jordaan getrokken waart, en te Jericho kwaamt, zo krijgden de burgers van Jericho tegen u, de Amorieten, en de Ferezieten, en de Kanaänieten, en de Hethieten, en de Girgazieten, de Hevieten en de Jebusieten; doch Ik gaf hen in ulieder hand 12 En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van ulieder aangezicht, gelijk de beide koningen der Amorieten, niet door uw zwaard, noch door uw boog. 13 Dus heb Ik u een land gegeven, waaraan gij niet gearbeid hebt, en steden, die gij niet gebouwd hebt, en gij woont in dezelve; gij eet van de wijngaarden en olijfbomen, die gij niet geplant hebt. 14 En nu, vreest den HEERE, en dient Hem in oprechtheid en in waarheid; en doet weg de goden, die uw vaders gediend hebben, aan gene zijde der rivier, en in Egypte; en dient den HEERE. 15 Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen!

Zingen: Ps. 89:7

Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort!
Zij wand’len, HEER’, in ‘t licht van ’t Godd’lijk aanschijn voort;
Zij zullen in Uw naam zich al den dag verblijden;
Uw goedheid straalt hun toe; Uw macht schraagt hen in ‘t lijden;
Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen,
Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhogen.

Geloofsbelijdenis

Gebed

Zingen: Ps. 25:2 en 4 (collecte)

HEER’, ai maak mij Uwe wegen
Door Uw Woord en Geest bekend;
Leer mij, hoe die zijn gelegen
En waarheen G’ Uw treden wendt:
Leid mij in Uw waarheid, leer
IJv’rig mij Uw wet betrachten,
Want Gij zijt mijn heil, o HEER’,
‘k Blijf U al den dag verwachten. 

‘s HEEREN goedheid kent geen palen;
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen, die dwalen,
Brengen in het rechte spoor.
Hij zal leiden ‘t zacht gemoed
In het effen recht des HEEREN.
Wie Hem need’rig valt te voet,
Zal van Hem zijn wegen leren.

Prediking over Joz. 24:15b

‘Maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen!’

Zingen: Ps. 25:6

Wie heeft lust den HEER’ te vrezen,
‘t Allerhoogst en eeuwig goed?
God zal Zelf zijn Leidsman wezen;
Leren, hoe hij wand’len moet.
‘t Goed, dat nimmermeer vergaat,
Zal hij ongestoord verwerven,
En zijn Godgeheiligd zaad
Zal ‘t gezegend aard'rijk erven.

Lezen van het huwelijksformulier

Overmits aan de gehuwden gewoonlijk velerhande tegenspoed en kruis vanwege de zonde overkomt; opdat gij Pieter Andries Hoek en Johanna Hoek-van Duijn, die uw echtelijke verbintenis in Gods naam openlijk alhier in de Kerk wilt laten bevestigen, ook in uw harten verzekerd moogt zijn van de gewisse hulp van God in uw kruis; zo hoort uit Gods Woord hoe eerbaar de Huwelijken staat is, en dat hij een inzetting van God is, die Hem behaagt; waarom Hij ook de getrouwden wil zegenen en bijstaan, gelijk Hij beloofd heeft; daarentegen hoereerders en overspelers wil Hij oordelen en straffen.

En eerstelijk zult gij weten, dat God onze Vader, nadat Hij hemel en aarde, en alles wat daarin is geschapen had, de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis; opdat hij heerschappij zou hebben over de dieren der aarde, over de vissen der zee, en over de vogelen des hemels. En nadat Hij de mens geschapen had, sprak Hij: Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die als tegen hem over zij. Toen deed de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, en hij sliep, en God nam één van zijn ribben, en sloot haar plaats toe (met) vlees. En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam. Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn gebeente, en vlees van mijn vlees; men zal haar Manninne heten, omdat zij uit de man genomen is. Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen; en zij zullen tot één vlees zijn. Daarom zult gij ook niet twijfelen, of de Huwelijke staat behaagt aan God den Heere; overmits Hij Adam zijn huisvrouw geschapen, zelf toegebracht, en hem tot een huisvrouw gegeven heeft; daarmede betuigende, dat Hij nog heden ten dage aan een iegelijk zijn huisvrouw als met Zijn hand toebrengt. Daarom heeft ook de Heere Jezus Christus dien zo hoog geëerd met Zijn tegenwoordigheid, giften en wondertekenen te Kana in Galilea, om daarmede te betuigen, dat de Huwelijke staat behoort eerbaar gehouden te worden door allen, en dat Hij de getrouwden Zijn hulp en Zijn bijstand altijd wil bewijzen, ook wanneer men zulks allerminst verwacht.

Maar opdat gij in dezen staat godzalig leven moogt, zo zult gij, ten andere, weten de oorzaken waarom God den Huwelijken staat heeft ingezet. De eerste oorzaak is, opdat de één den ander trouw zal helpen en bijstaan in alle dingen, die tot het tijdelijke en eeuwige leven behoren. De andere, opdat zij hun kinderen (die ze krijgen zullen), in de waarachtige kennis en vrees Gods, Hem tot eer en tot hun zaligheid opvoeden. De derde, opdat een iegelijk, alle onkuisheid en boze lusten vermijdende, met een goede en geruste consciëntie moge leven; want om hoererij te vermijden, zal een iegelijk man zijn eigen vrouw hebben, en een iegelijk vrouw haar eigen man. Alzo dat allen, die tot hun jaren gekomen zijn, en de gave der onthouding niet hebben, naar het bevel van God, verbonden en schuldig zijn, zich tot den Huwelijken staat, naar Christelijke verordening te begeven; opdat de Tempel Gods, dat is ons lichaam, niet verontreinigd worde; want zo iemand den Tempel Gods schendt, dien zal God schenden.

Daarna zult gij, ten derde, ook weten, hoe zich de één jegens de ander, naar Gods Woord schuldig is te houden.

Eerstelijk zult gij, Peter, weten, dat God u gezet heeft tot een hoofd der vrouw; opdat gij haar naar uw vermogen, verstandig leidende, zoudt onderwijzen, troosten en beschermen, gelijk het hoofd het lichaam regeert, ja gelijk Christus het Hoofd, de wijsheid, troost en bijstand Zijner Gemeente is. Bovendien zult gij Anna liefhebben als uw eigen lichaam, gelijk Christus Zijn gemeente liefgehad heeft. Gij zult niet bitter tegen haar zijn, maar bij haar wonen met verstand, en aan de vrouw als het zwakkere vat, haar eer geven; als die ook mede erfgenamen der genade des levens zijt, opdat uw gebed niet verhinderd worde. En naardien het Gods bevel is, dat de man in het zweet zijn aanschijns zijn brood eten zal, zo zult gij getrouw en naarstig in uw Goddelijk beroep arbeiden; opdat gij uw huisgezin met God en met eer moogt onderhouden en ook daarenboven iets hebt, om aan de nooddruftigen mede te delen.

Ten andere, zult gij, Anna, weten, hoe gij u, naar het Woord van God, houden zult tegenover Peter. Gij zult uw wettige man liefhebben, eren en vrezen, ook hem gehoorzaam zijn in alle dingen, die recht en billijk zijn, als uw heer; gelijkerwijs het lichaam aan het hoofd, en de gemeente aan Christus onderdanig is. Gij zult geen heerschappij gebruiken over uw man, maar stil zijn; want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva, Adam tot een hulp. En na den val heeft God tot Eva, en in haar persoon, tot het ganse vrouwelijke geslacht gesproken: Tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. Deze ordinantie van God zult gij niet tegenstaan, maar veel meer het gebod van God gehoorzaam zijn, en het voorbeeld der heilige vrouwen navolgen, welke op God hoopten en aan hun mannen onderdanig waren; gelijkerwijs Sara gehoorzaam geweest is aan haar man Abraham, hem noemende haar heer. Gij zult ook uw man in alle goede en oprechte dingen behulpzaam zijn, op uw huishouding goede acht hebben, en in alle zedigheid en eerbaarheid, zonder wereldlijke pracht wandelen, opdat gij anderen een goed voorbeeld der zedigheid moogt geven.

Zingen: Ps. 81:12

Opent uwen mond;
Eist van Mij vrijmoedig,
Op mijn trouwverbond;
Al wat u ontbreekt,
Schenk Ik, zo gij ‘t smeekt,
Mild en overvloedig.

Daarna wordt het bruidspaar verzocht op te staan

Daarom, gij Pieter Andries Hoek en Johanna Hoek-van Duijn, nadat gij verstaan hebt, dat God den Huwelijken staat ingezet heeft, en wat u daarin van Hem bevolen is; zijt gij des zins en des willens, in deze heiligen staat alzo te leven, gelijk gij hier betuigt voor de Christelijke gemeente; en begeert gij, dat deze uw huwelijke staat bevestigd worde? 

Antwoord: Ja

Daarna spreekt de dienaar tot de gemeente:
 Ik neem u allen, die hier nu vergaderd zijt, tot getuigen, dat er geen wettige verhindering tegen dit huwelijk voorgekomen is.

Voorts tot de getrouwden: 
En naardien het dan recht en behoorlijk is, dat uw zaak voortgang hebbe; zo wille onze Heere God uw voornemen, hetwelk Hij u gegeven heeft, bevestigen; en uw beginsel zij in den naam des Heeren, Die hemel en aarde geschapen heeft.

Daarna zullen zij elkaar de rechterhand geven

De dienaar spreekt eerst tot de bruidegom: Pieter Andries Hoek, bekent gij hier voor God en deze Zijn heilige Gemeente, dat gij genomen hebt, en neemt, tot uw wettige huisvrouw Johanna Hoek-van Duijn hier tegenwoordig; haar belovende, dat gij haar nimmermeer zult verlaten; dat gij haar zult liefhebben, en trouwelijk onderhouden gelijk een getrouw en Godvrezend man aan zijn wettige vrouw schuldig is; dat gij ook heilig met haar leven wilt, haar trouw en geloof houdende in alle dingen, naar uitwijzen van het Heilig Evangelie?

Antwoord: Ja

Daarna tot de bruid: 

Johanna Hoek-van Duijn, bekent gij hier voor God en deze Zijn heilige Gemeente, dat gij genomen hebt en neemt, tot uw wettige man Pieter Andries Hoek hier tegenwoordig; en belooft gij, hem gehoorzaam te zijn, hem te dienen en te helpen, hem nimmermeer te verlaten, heilig met hem te leven, hem trouw en geloof in alle dingen te houden, gelijkerwijs een vrome en getrouwe huisvrouw haar wettige man schuldig is, naar uitwijzen van het Heilig Evangelie?

Antwoord: Ja

Zo spreekt de dienaar:

De Vader der barmhartigheid, die u door Zijn genade tot deze heiligen staat des huwelijks geroepen heeft, verbinde u met rechte liefde en trouw, en geve u Zijn zegen. Amen

Hoort nu uit het Evangelie, hoe sterk de band des Huwelijks is, gelijk Mattheüs dat beschrijft in hoofdstuk 19.

En de Farizeeën kwamen tot Hem, verzoekende Hem, en zeggende tot Hem: ‘Is het een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten, om allerlei oorzaak?’ Doch Hij antwoordende zeide tot hen; ‘hebt gij niet gelezen, Die van het begin de mens gemaakt heeft, dat Hij hen gemaakt heeft man en vrouw? En gezegd heeft: Daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn; alzo dat zij niet meer twee zijn, maar één vlees? Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.’ Zij zeiden tot Hem: ‘Waarom heeft dan Mozes geboden een scheidbrief te geven, en haar te verlaten?’ Hij zeide tot hen: ‘Mozes heeft vanwege de hardigheid uwer harten u toegelaten uw vrouwen van u te laten, maar van het begin is het alzo niet geweest. Maar Ik zeg u, dat wie zijn vrouw van zich laat, anders dan om hoererij, en een ander trouwt, die doet overspel en die de verlatene trouwt, doet ook overspel.’

Gelooft deze woorden van de Heere Christus, en zijt daarvan verzekerd, dat onze Heere God u samengevoegd heeft tot deze heilige staat. Daarom zult gij ook alles wat u daarin overkomt, met geduld en dankzegging aannemen, als van de hand des Heeren; zo zal het u ook alles ten beste en ter zaligheid gedijen.

Zingen: Ps. 134:2

Heft uwe handen naar omhoog,
Slaat naar het Heiligdom uw oog,
En knielt eerbiedig voor Hem neer;
Looft, looft nu aller heren HEER’.

Gebed met en voor het bruidspaar

Zingen: Ps. 134:3 (staande)

Dat ‘s HEEREN zegen op u daal’;
Zijn gunst uit Sion u bestraal’;
Hij schiep ‘t heelal, Zijn naam ter eer;
Looft, looft dan aller heren HEER

Overhandiging van de huwelijksbijbel

Lezen van het slot van het huwelijksformulier

Dankgebed

Zingen: Ps. 68:10

Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
Ons ‘t eeuwig, zalig leven;
Hij kan, èn wil, èn zal in nood,
Zelfs bij het naad’ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.

Zegen

Uitleidend orgelspel: ‘Amazing Grace’