eredienst
Psalmbord
Ps 30 : 3 (voorzang)
Ps 74 : 1, 2, 18
Ps 119 : 29
Ps 42 : 2, 3, 5 R
Ps 130 : 4 R
Ps 73 : 13 R
Klaagliederen 3
- Aleph. Ik ben de man, die ellende gezien heeft door de roede Zijner verbolgenheid.
- Aleph. Hij heeft mij geleid en gevoerd in de duisternis, en niet in het licht.
- Aleph. Hij heeft Zich immers tegen mij gewend, Hij heeft Zijn hand den gansen dag veranderd.
- Beth. Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt, Hij heeft mijn beenderen gebroken.
- Beth. Hij heeft tegen mij gebouwd, en Hij heeft mij met galle en moeite omringd.
- Beth. Hij heeft mij gezet in duistere plaatsen, als degenen, die over lang dood zijn.
- Gimel. Hij heeft mij toegemuurd, dat ik er niet uit gaan kan; Hij heeft mijn koperen boeien verzwaard.
- Gimel. Ook wanneer ik roep en schreeuw, sluit Hij de oren voor mijn gebed.
- Gimel. Hij heeft mijn wegen toegemuurd met uitgehouwen stenen, Hij heeft mijn paden verkeerd.
- Daleth. Hij is mij een loerende beer, een leeuw in verborgen plaatsen.
- Daleth. Hij heeft mijn wegen afgewend; en Hij heeft mij in stukken gebroken; Hij heeft mij woest gemaakt.
- Daleth. Hij heeft Zijn boog gespannen, en Hij heeft mij den pijl als ten doel gesteld.
- He. Hij heeft Zijn pijlen in mijn nieren doen ingaan.
- He. Ik ben al mijn volk tot belaching geworden, hun snarenspel den gansen dag.
- He. Hij heeft mij met bitterheden verzadigd, Hij heeft mij met alsem dronken gemaakt.
- Vau. Hij heeft mijn tanden met zandsteentjes verbrijzeld, Hij heeft mij in de as nedergedrukt.
- Vau. En Gij hebt mijn ziel verre van den vrede verstoten, ik heb het goede vergeten.
- Vau. Toen zeide ik: Mijn sterkte is vergaan, en mijn hoop van den Heere.
- Zain. Gedenk aan mijn ellende en aan mijn ballingschap, aan den alsem en galle.
- Zain. Mijn ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt zich neder in mij.
- Zain. Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom zal ik hopen;
- Cheth. Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben;
- Cheth. Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw is groot.
- Cheth. De Heere is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen.
- Teth. De Heere is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die Hem zoekt.
- Teth. Het is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des Heeren.