eredienst
Psalmbord
Ps 32 : 1, 6 (voorzang)
Ps 24 : 1, 5
Ps 111 : 6
Ps 33 : 7, 10 R
Ps 45 : 1 R
Ps 69 : 14 R
Spreuken 8
Uitnemendheid der Wijsheid
- Roept de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem?
- Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij;
- Aan de zijde der poorten, voor aan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid:
- Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen.
- Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.
- Hoort, want ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn.
- Want Mijn gehemelte zal de waarheid bedachtelijk uitspreken, en de goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel.
- Al de redenen Mijns monds zijn in gerechtigheid; er is niets verdraaids, noch verkeerds in.
- Zij zijn alle recht voor dengene, die verstandig is, en rechtmatig voor degenen, die wetenschap vinden.
- Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en wetenschap, meer dan het uitgelezen uitgegraven goud.
- Want wijsheid is beter dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken.
- Ik, Wijsheid, woon bij de kloekzinnigheid, en vinde de kennis van alle bedachtzaamheid.
- De vreze des Heeren is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden.
- Raad en het wezen zijn Mijne; Ik ben het Verstand, Mijne is de Sterkte.
- Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid.
- Door Mij heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters der aarde.
- Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden.
- Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid.
- Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver.
- Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts;
- Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beerven dat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen.
De Wijsheid is eeuwig
- De Heere bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan.
- Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan.
- Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water;
- Aleer de bergen ingevest waren, voor de heuvelen was Ik geboren.
- Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch de aanvang van de stofjes der wereld.
- Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef;
- Toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte;
- Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;
- Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende;
- Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen.
- Nu dan, kinderen! hoort naar Mij; want welgelukzalig zijn zij, die Mijn wegen bewaren.
- Hoort de tucht, en wordt wijs, en verwerpt die niet.
- Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren.
- Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van den Heere.
- Maar die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief.