Meditatie

Opdat gij gelooft… 
(Johannes 20:31)

Het Evangelie van Jezus’ komst en werk op aarde is door de apostel Johannes op een bijzondere manier beschreven. Hij benadrukt Jezus’ goddelijke natuur en heerlijkheid, vol van genade en waarheid, Joh. 1:14. 
Ja, de Zoon van God is Mens geworden, maar God gebleven. En naar de volkomen heerlijkheid heeft Christus verlangd in Zijn aardse strijd. Hoor Hem bidden: Verheerlijk Mij, Gij Vader bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U had, eer de wereld was, Joh. 17:5. Nochtans kan Johannes getuigen: ‘Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd’. Waar het voor ons op aankomt is dat wij door het geloof zicht krijgen op Christus’ heerlijkheid.
Wie niet gelooft dat Christus de Zoon van God is, zal niet zalig worden, maar is reeds verdoemd, Joh. 3:18. De Schrift predikt ons nu niet alleen de noodzaak van het geloof, maar ook de gave van het geloof. En Wie is het Die voor deze gave zorgt? Juist, de Heere Jezus Christus Zelf. Ook dat is Zijn heerlijkheid. ’s Morgens leeft de Samaritaanse nog in haar zonde, in de avond is zij het eigendom van Christus. ’s Morgens vroeg krijgt de moordenaar het bevel zich gereed te maken voor de executie, nog voor de avond aanbreekt is hij in het paradijs, met Christus. Johannes zegt in onze tekst dat Christus vele tekenen gedaan heeft. Welnu, die tekenen zijn het middel tot het geloof. En wie niet geloofd wordt door dezelfde tekenen veroordeeld. Het is mooi dat Johannes de wonderen in zijn evangelie beschrijft als tekenen. Hij bedoelt dat Jezus’ wonderen ergens heen wijzen, namelijk naar Jezus Zelf. Het voorwerp van het geloof is dus niet het teken, maar de Heere Die de tekenen doet. Wie Jezus volgt om de tekenen krijgt van Hem te horen dat het tekort is. U volgt Mij om de broden die gij gegeten hebt? Maar volg gij Mij, want Ik ben het Brood dat uit de hemel is nedergedaald, Joh. 6:26 en 27. Johannes vermeldt ons van heerlijke, goddelijke tekenen van de macht en de genade en de liefde van de Heere. Neem het wonder van de wijn op de bruiloft te Kana, het wonder van de genezing van de man die 38 jaar ziek was, de opwekking van Lazarus, enzovoort. Johannes beschrijft deze daden van de Heiland op zo’n manier dat we er als het ware bij zijn. Het is typisch een werk van de Heilige Geest Die ons de wonderdaden van de Heere doet beleven alsof we er zelf bij zijn! Aan het einde van zijn evangeliebeschrijving gekomen wordt de apostel Johannes persoonlijk en richt hij zich tot u, ja tot u. Hoor maar: Deze tekenen zijn geschreven opdat gij gelooft. De oude apostel spreekt u aan. Dat doet hij nu we in het kerkelijke jaar al een heel eind zijn gekomen. Na de adventsweken werden we in de prediking weer naar Bethlehems stal geleid. In de lijdensweken gingen we van Gethsémané naar Gabbatha en van Gabbatha naar Golgotha. Vervolgens zagen we Petrus en Jakobus in het lege graf en hoorden we de Heiland zeggen: Vrede zij ulieden, toen Hij Zijn discipelen opzocht. U was erbij, toch? Of was u met uw gedachten elders en keek u een andere kant op, naar dingen die u meer interesseren? Hebt u heerlijkheid in Christus gezien? Hebt u de liefde van Zijn hart horen kloppen? Of zit u nog achter gesloten deuren te staren naar uw onmogelijkheden? Of vermaakt u zich nog in uw godsdienstigheden? Jezus kwam, sprak, handelde, deed tekenen, leed en stierf en verrees opdat gij gelooft, ja, u ook! Doe het evangelie niet af met een ja maar. Ja maar, het geloof is een gave van God. Als u dat werkelijk meent dan weet u waar u moet zijn om het geloof. Het was voor Christus’ kerk rond Pasen nodig dat het Pinksteren werd. Hij is het Die de ogen opent, het verstand verlicht en ons beschaamd en verbroken maakt, zowel vanwege de hardheid van ons hart, als de goedertierenheid van Koning Jezus. Vergeet niet dat Hij gezonden is door God de Vader. Wie Jezus eert, eert God. Wie de Christus niet nodig heeft, beledigt God de Vader. Tenslotte: er is geen geloof zonder liefde. Bij het persoonlijke woord van de apostel Johannes, opdat gij gelooft, voegt Jezus een vraag: Hebt gij Mij lief? U weet het antwoord van Petrus. Eerst sprak hij: Natuurlijk heb ik U lief, meer dan wie ook. Nu is hij bescheiden, ja ootmoedig. Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. En wat is uw antwoord, beste lezer?

Ds. K. Hoefnagel